21 september 2011
Arzúa Lavacolla
Een nevelige herfstmorgen en nog halfdonker als ik rond 7.45 u. vertrek. Langzaam wordt het licht, een gouden herfstmorgen met tere tinten. Zoals de vorige dag wandelen langs holle wegen door eiken- en eucalyptusbossen en enkele gehuchten. We passeren verschillende horreos. Dit zijn kleine stenen of houten huisjes op stenen poten, typisch voor Galicië. Ze dienen voor de opslag van maïs en zijn zo gebouwd dat ze lucht doorlaten maar geen muis erin kan. In Calle is de eerste bar voor een café con en een croissantje. In Brea een sanitaire stop en een snel drankje. In Santa Irene lunchen Hedy en ik met pulpos (inktvis), garnalen en brood. Een deel loop ik alleen of ik praat wat met langskomende bekenden. Al met al een afwisselend dagje. De natuur evenaart de andere dagen, groen in vele schakeringen.
In Pedrouzo ruiken we Santiago reeds. Er is een informatiebureautje waar we een hotel kunnen reserveren in Santiago, wat we maar doen. Om Pedrouzo lopen we heen want Hedy en ik hebben besloten om dichter bij Santiago te logeren zodat we morgen voor de middag ons doel bereiken. De laatste loodjes zijn de zwaarste. Gelukkig blijft de weg heel landelijk ook als we rondom het vliegveld lopen. Lavacolla, het dorp waar het vliegveld van Santiago ligt, is verder dan verwacht. Daar zijn geen albergues, dus een dag eerder dan voorzien nemen we een hotel en nog chic ook: Ruta Jacobeo, waar we na weken zwervers-leven genieten van de luxe van echte handdoeken, een bad en een zacht bed en veel ruimte.
Als we schoon zijn en wat hebben gerust, gaan we voor een rondje dorp. Het is een nieuw dorp in de heuvels, met opvallend veel leuke villaatjes tot kasten van huizen. De kerk is jammer genoeg dicht; de bars zijn gelukkig open. Het wordt de plaatselijke kroeg waar we de enige vrouwen zijn tussen voetbal kijkende mannen. We eten de vertrouwde ensalada met een portie friet, brood en een glas wijn. Voldaan keren we terug naar ons riante hotelkamer.