24 - 27 september 2011
Santiago - Logrosa
Gedoucht en om acht uur is dit paard gepakt en gezadeld, zoals Hedy dat noemt. Zij gaat vandaag een stuk met de bus. Op de Praza de Galicia een koffie met croissant en tegen half negen via het park de stad uit. Het pad loopt omhoog door een landelijke omgeving. Na het eerste gehucht met een paar villa's, volgt een met stenen bezaaide weg door het bos. Na een paar uur wandelen kom ik in het eerste dorpje, drink koffie en en jus en eet een flink stuk tortilla. De weg stijgt en daalt. In Aquapesada is een hele nieuwbouwwijk verrezen. Daarna gaat de weg door een vlakte waar Santiago in hoogsteigen persoon ronddwaalt met een groep vrolijke pelgrims in zijn kielzog. Dan loop ik over geplaveide en onverharde wegen en ga over de Alto de Mar de Orellas. De kale hoogte is opgetuigd met windmolens. Ik daal af naar Carballo en Trasmonte waar Luc wacht bij de bar.
Samen lopen we door Monte Maceiro, een schilderachtig plaatsje aan de rio Tambre waar een watervalletje de rivier verfraait die met grote ronde keien is bezaaid. Langs de rivier is het mooi wandelen tot de weg weer de straatweg volgt. Intussen laat Hedy horen dat ze al ruimschoots voorbij Negreira is. Net voor Negreira slaan we af naar Logrosa waar Luc een kamer met twee goede bedden reserveerde in een rustige privé albergue. Na het douchen wandelen we naar Negreira, een groot dorp waar weinig te beleven valt. Als bezienswaardigheid: een stadspoort met oude winkeltjes.
Terug in de albergue heeft onze gastheer heerlijk gekookt. De ensalada, de empanada met vlees en tarte Santiago smaken voortreffelijk. De empanada is erg voedzaam. Gelukkig volgt er nog koffie en een straf druppelke dat de maag laat werken. Tegen negenen trekken we ons terug en werk ik in ijltempo mijn dagboek bij. Ik val snel in slaap.
Logrosa – Olveiroa.
Een uitgebreid ontbijt met veel zoetigheid staat voor ons klaar. In de nevelen van de herfstmorgen gaan we op stap. We klimmen door een paar gehuchten en dan gaat Luc verder. Intussen is de zon doorgekomen en wordt het een heerlijke dag. Ik wandel door de bossen, kilometers lang over zachte en stenige bospaden. De kerkjes zijn dicht, veel boerderijen in puin, andere nieuw of gerenoveerd. Af en toe een stukje over asfalt. Op een kale stevige heuvel staat alweer een windmolenparkje. De eerste bar laat ik links liggen. Een uur later kom ik in Vilaserio, dorp met bar; tijd voor een cola en een broodje; Luc is vertrekkensklaar.
De weg blijft afwisselend op en neergaan. Daarna wordt het landschap vlakker en ontvouwt zich weer naar de groene heuvels. Onverharde wegen wisselen af met asfalt. In As Maronas, een ingeslapen dorp, ben ik het spoor bijster, sms Luc en loop via de gele pijlen naar Santa Marina waar ik Luc aantref en we wat drinken bij de bar.
Daarna volgt Bon Xesus, een dorpje deels ruïnes, deels nieuwbouw of renovatie, gevolgd door een klim over de heuvel en dan naar het blauwe meer dat aardig geslonken is. De wegaanduiding is slecht en Luc heeft voor alle zekerheid een pijl gezet. In het volgende dorp wacht hij met twee vrouwen die we onderweg reeds ontmoetten. Luc en ik pauzeren even en lopen het laatste stukje naar Olveiroa samen. We hebben 33 km. gelopen en zijn moe. Ik vang het laatste bovenbed in de albergue municipal.
In Lucs hotel eten we cociola galega:een stamppot met aardappels, kool en allerlei vlees; smakelijk maar meer voor de winter. Dan terug naar de albergue waar het al donker is.
Olveirao - Concurbión
Een Spaans ontbijtje uitgenodigd door mijn Duitse onderbuurvrouw van vannacht. Daarna op pad in de herfstmorgen. Plots hoor ik heftig stromend water en zie tussen de mistflarden kleine watervallen in een brede rivier. Het pad stijgt en daalt door bossen, over heuvels. Als de zon door de nevelen breekt wordt het zacht herfstweer. Dan loop ik over de hoogvlakte geel van de brem en paars van de heide. Bij een oud kerkje zonder klok, een Ermita is een aantrekkelijke picknickplaats maar ik loop door naar de Cruceiro da Armada, een calvaire in de middle of nowhere en omhoog naar de hoogte waar ik de kustlijn van Concurbion en Fisterra zie liggen. Een prachtig zicht op een grote baai. Dan gaat het steil bergafwaarts en hou ik mijn aandacht volledig bij het pad met keien dat zwaar in mijn benen gaat hangen.
Bij de eerste bar aan de kust lunch ik en neem een half uurtje rust en volg de kustweg tot Cee, een levendig stadje met een park en een ziekenhuis aan de grote baai voor Fisterra. Cee gaat naadloos over in Concurbión. Ik volg de steile pelgrimsroute omhoog die doodloopt in een omleiding. Met veel vragen aan en antwoorden van bereidwillige mensen bereik ik San Roque, een vrij nieuwe albergue met 14 plaatsen. Ik ben de zevende en een kwartier later komt Luc opdraven. We zonnen wat in afwachting dat hospitalera Chiara komt.
Luc en ik wandelen terug naar het dorp langs de weg in wording waar nu – na de siësta – mannen druk bezig zijn. We kijken even in de vrij sobere, mooie kerk met retabel en renaissance-elementen. In de kroeg aan de haven drinken we een biertje en zorgt de patron voor een lekker bordje inktvis. We klimmen terug naar San Roque langs een nog kortere weg en omzeilen de wegwerkzaamheden. Boven heeft Chiara gekookt: een smakelijke soep en ensalada met brood. We zijn met negen gasten. Na het natafelen is het zowat bedtijd. Iedereen ligt er vroeg in.
Concurbión – Fisterra.
Een zoet ontbijt met pan tostada, choco en jam. Dan voor het laatst op pad. We lopen door het groen naar het volgende gehucht, Amadalena en dan een deel langs de straatweg. In Estorde lopen we even het strand op waar 3 vrouwen zich uitdossen om langoustines te gaan vangen. We lopen nog een bosweg omhoog om dan de straat over te steken en langs een paar vakantievilla's definitief naar het stand af te dalen, over een geplaveid pad notabene.
Bij de eerste bar strijken we neer en drinken een glas op het eind van onze tocht. Hedy en Dieter komen ons verwelkomen. Plots komen ook Lutz en Hilde aan. Feest! Het worden drie glazen wijn met hapjes. Met zijn allen wandelen we de laatste kilometer naar Finisterra. Luc, Hedy en ik gaan naar 'Do sul y de la Luna', een albergue met een new age sfeer. Hedy en ik krijgen een matras op de grond in de woonkamer, pas na het avondeten te betrekken! Na een middagdutje - de wijn eist zijn tol - wandelen Hedy en ik de laatste kilometers naar de vuurtoren op het puntje van de kaap. De vuurtoren en het hotel vallen tegen; te druk met busladingen dagjesmensen en toeristen. De kramen met allerlei rommeltjes doen er nog een schepje boven op. Uiteindelijk heb ik geen 900 km. voor nop gelopen; dit puntje aan het eind van de middeleeuwse wereld wil ik zien. In de middeleeuwen liepen vele pelgrims uit centraal Europa door tot Finisterra (letterlijk: finis terrae, einde van de wereld); ze hadden nog nooit de zee gezien. In Finisterra doken ze dan ook de zee in, verbrandden hun kleren en trokken nieuwe kleren aan, symbool voor hun herboren worden en een nieuw leven beginnen.
We hebben afgesproken met Dieter, Lutz, Hilde, Katja en wij drieën om bij zonsondergang het slotritueel te vieren. Met zijn allen wandelen we naar het strand over een lange loopbrug door de duinen. De lucht is de hele dag al gesluierd; een bescheiden zonsondergang in roze en grijs, paarse tinten. Hedy, Katja en ik gaan de golven in, nat tot borsthoogte. Dieter duikt helemaal in de golven. Tegen de rotsen knappert een vuurtje. Hedy verbrandt haar hoed, Katja haar Compostela, ik mijn gebruikte zakdoek, symbool voor vreugde- en andere tranen. Dieter verbrandt onderbroek, sokken en handdoek. Dan picknicken we met brood, kaas, worst en drinken wijn. Twee dames uit Thüringen schuiven aan. Het is een gesluierde zonsondergang maar we genieten intens. Met 'We shall overcome' en het avondlied dat Luc en ik samen zingen besluiten we deze bijzondere avond.
Terug in de albergue zijn de bedjes gespreid.