Jan heeft veel last gehad van zijn wreef. Nachtgedanken erover zorgden voor onrust. "Kan ik nog lopen met deze voet? Is dat wel verstandig?”. We besluiten de eerste vijf km. te lopen. Daar komt nog een bus!

In de woonkeuken wacht het ontbijt.
Tegen half tien vertrekken we richting centrum waar we de roodwitjes oppikken en opnieuw de Vecht oversteken. Langs een oude uitloper van de rivier lopen we tussen de oevers en een woonwijk die door grasland van ons pad gescheiden is. Ten slotte laten we de uitlopers van de stad achter ons en komen langs een natuurgebiedje met broekbossen vol bemoste bomen en ruig grasland, alweer in oude Vechtarmen ontstaan. Al snel komen we in Rheeze, een gaaf esdorp met brink. Er liggen boerenhoven met schuren met fraai vlechtwerk. Hoewel men het levendig wil houden maakt het een ingedutte indruk. Even op een bankje rusten voor de voet. Van koffie, waarop we gerekend hadden geen sprake. Wat verder is de sprookjescamping. Een fee en een draakje racen over het terrein dat nog erg rustig is. In de kantine treffen we onze Pieterpadloper die uitgebreid zijn blaren likt met pleisters. We drinken koffie, slaan broodjes in en stappen na een uurtje op. Al snel wandelen we door de bossen met af en toe een heideveldje met dorre zegge of vergeelde graspollen en wat magere bomen. Opnieuw in de bewoonde wereld betekent een asfaltweg met enkele verdwaalde boerderijen. We pikken regelmatig een bankje voor Jans voet. Dat houdt hem in ieder geval op de been. Bij een grote stuw met vistrappen steken we in Junne de Vecht over, lezen de wetenswaardigheden over de vissen en eten een broodje. Daarna lopen we het landgoed Junne binnen. Het pad gaat op en af door de rivierduinen. De verschillen over korte afstand zijn groot: hooi en weidelanden getooid met veel paardenbloemen, broekbossen en groene poelen in de oude Vechtarmen en dan de zeer droge rivierduinen. In het bos ligt af en toe een restje stuifzand met een paar bomen. Eén ervan heet zelfs Sahara. We steken het spoor over en lopen dan door de boswachterij Ommen; gemengd bos, ooit aangeplant om het stuifzand te bedwingen. Na de nodige rustbankjes bereiken we de Besthemerseweg en volgen die richting Bergerweg tot de Dennenlaan. Daar woont onze gastvrouw, Lyda.

Na ontvangst met koffie krijgen we een apart appartementje met woonkamer en badkamer en in het sousterain een slaapkamer en keuken. We hebben er het rijk alleen en alles wat we nodig hebben is ruim aanwezig. Als we ons opgetut hebben wandelen we richting dorp. Het is nog een hele tippel vooral als je been niet erg meewil. We eten smakelijk bij 'Flater', een bruin café-restaurant dat helemaal inspeelt op de Ommerse omgeving en het toerisme. Bij valavond lopen we de anderhalve km. terug naar ons logement. Jan is zwijgzaam; iedere stap doet pijn. 

    

Ik schrijf het dagverslag en Jan ligt gestrekt te ronken met zijn e-reader op zijn buik. Bedtijd!



Naar huis!
De pijn en zwelling aan Jans wreef en zijn moeizaam het steile trappetje op komen zeggen genoeg. Het is einde oefening. Tijdens het ontbijt besluiten we huiswaarts te gaan. Na een smakelijk ontbijt en een boterhammetje voor onderweg, pakken we de rugzak en zeggen onze prima gastvrouw gedag.
Onder een stralende zon lopen we naar het station; gelukkig niet zover als het dorp. We hebben al snel een sprinter tot Zwolle en daarna een intercity tot Utrecht. Dan de vertrouwde sprinter naar Breukelen en met de bus tot in de polder. Vandaar lopend naar huis. Onderweg maken we plannen hoe we de resterende etappes van deel 1 zullen aanpakken.   

volgende pagina